Mariano Rampolla del Tindaro
Share
Mariano Rampolla del Tindaro (17 augustus 1843 – 16 december 1913) was een Italiaanse kardinaal van de Katholieke Kerk, bekend als de laatste kandidaat voor het pausschap van wie de verkiezing werd verhinderd door het jus exclusivae, het monarchale vetorecht dat vroeger door katholieke vorsten werd opgeëist.
Rampolla werd geboren in Polizzi Generosa, Sicilië, als zoon van Ignazio Rampolla, graaf van Tindaro, en Orsola Errante. Hij werd verheven tot het College van Kardinalen in het consistorie van 14 maart 1887, waarbij paus Leo XIII hem tot kardinaal-priester benoemde en hem op 26 mei van dat jaar de titelkerk Santa Cecilia in Trastevere toekende. Kort daarna, op 2 juni, werd hij staatssecretaris. In die functie vertrouwde hij sterk op zijn trouwe medewerker uit zijn eerdere diplomatieke dienst in Spanje, Giacomo della Chiesa, de latere paus Benedictus XV.
Op 21 maart 1894 benoemde Leo XIII hem tot aartspriester van de Sint-Pietersbasiliek, waarmee Rampolla’s positie als een van de belangrijkste figuren binnen de Romeinse Curie verder werd versterkt.
Als staatssecretaris speelde kardinaal Rampolla een belangrijke rol in de katholieke politieke strategie in Europa. Hij steunde de Oostenrijkse Christelijk-Sociale Partij onder leiding van Karl Lueger, burgemeester van Wenen van 1897 tot 1910, en hij verdedigde een katholieke politieke visie die zowel anti-liberaal was als, controversieel, nauw aansloot bij opkomende antisemitische stromingen in Centraal-Europa. Tegelijkertijd verlegde Rampolla het pauselijke buitenlands beleid van Oostenrijk-Hongarije richting Frankrijk. In Italië verzette hij zich tegen opeenvolgende regeringen, stellende dat confrontatie de beste kans bood voor de Heilige Stoel om haar invloed te herstellen en mogelijk het wereldlijk gezag over de voormalige Pauselijke Staten terug te winnen. Hij verdedigde de Kerk ook tegen nieuwe burgerlijke wetten die gericht waren op het beperken van geestelijke activiteiten, en riep Franse katholieken publiekelijk op om premier Jules Méline te steunen tijdens de Dreyfusaffaire.
Het conclaaf van 1903: Een misgelopen pontificaat
Na de dood van Leo XIII in 1903 trad Rampolla het conclaaf binnen als de veronderstelde favoriet om hem op te volgen. Zijn verkiezing leek nabij totdat keizer Franz Joseph I van Oostenrijk het jus exclusivae gebruikte. Door tussenkomst van kardinaal Jan Puzyna de Kosielsko, aartsbisschop van Krakau, werd het keizerlijke veto uitgesproken, waardoor Rampolla’s opmars abrupt werd gestopt. Verslagen uit het conclaaf wijzen erop dat hij voldoende steun had om paus te worden, als het veto niet was toegepast.
Hoewel hij de pauselijke troon niet bereikte, bleef Rampolla’s invloed voortleven via zijn beschermelingen, onder wie vooral Benedictus XV. Zijn geblokkeerde kandidatuur markeerde het laatste gebruik van het monarchale vetorecht in de geschiedenis van de Kerk.